skip to Main Content

Eerste kennismaking

Snelle catamarans vervoeren Chinese toeristen van de steden Ningbo en Shanghai naar het vakantie-eiland Putuoshan in de Oost-Chinese Zee. Geheel Putuoshan is een nationaal park. Bij aankomst op de veerhaven kopen de bezoekers een officieel toegangsbewijs voor het eiland en een verplicht reserveringsbewijs voor een van de talrijke hotels. Zonder beide in je bezit, kom je de veerhaven niet uit.

De stranden van zowel Putuoshan als van het nabijgelegen, rustigere eiland Zhujia zijn evenmin vrij toegankelijk. Bij de entree van de stranden betaal je zo’n drie of vier euro per persoon voor een toegangskaart. Zomaar op de bonnevooi het strand op banjeren is er niet bij. Op Zhujia is het strand duurder omdat het is versierd met zandsculpturen. Op Putuoshan is de helft van het strand afgezet als crossterrein voor gemotoriseerde strandbuggy’s.

Op zowel Putuoshan als Zhujia is met drijflijnen in zee aangegeven wat het toegestane zwemgebied is. Alleen tussen die lijnen mag je het zeewater in; buiten de drijflijnen razen een paar grommende waterscooters voorbij.

Op Zhujia bestel ik een biertje op het terras van een strandtent. Zodra ik mijn glas leeg heb, zegt de serveerster dat ik op moet staan. De huisregel is dat ik een bedrag voor de stoel moet neertellen als ik blijf zitten met een leeg glas.

Er schallen doorlopend mededelingen over de luidsprekers die op de stranden van Putuoshan en Zhujia staan. Hoewel ik het Chinees niet kan ontcijferen, begin ik te vrezen dat het oproepen zijn als: “Wil die meneer met die gele zwembroek binnen de lijnen blijven!” Ik krijg het benauwde gevoel in een Teletubbies-paradijs te zijn beland, waar alles is geregeld en afgebakend.

Toerisme

Wat de vakantieganger dan ook voornamelijk boeit, zijn niet zozeer de culturele aspecten van het moderne China, maar de bezienswaardigheden en monumenten uit vervlogen tijden: de Chinese muur, de Verboden Stad, het terracottaleger in Xian. Die attracties zijn in feite géén onderdeel meer van de moderne Chinese samenleving. Voor zowel de buitenlandse toerist als de binnenlandse Chinese vakantieganger zijn het merkwaardige curiosa uit een fabelachtig en geromantiseerd verleden.

De meeste buitenlandse toeristen zijn dan ook vaak niet op zoek naar een kennismaking met de hedendaagse Chinese cultuur, maar op zoek naar de laatste herinneringen aan een geïdealiseerd, verdwenen China. Die overblijfselen uit de historie zijn in China doorgaans omgevormd tot toeristische attracties die een sterke associatie oproepen met het Openluchtmuseum in Arnhem, het oerhollandse leven in Volendam of de molens van Kinderdijk.

Deze vermaakcentra zijn het doelwit van zowel binnenlandse als buitenlandse toeristen. In China maakt de Nederlandse vakantieganger een fenomeen mee dat zelden voorkomt in andere Aziatische, Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse bestemmingen: het buitenlandse toerisme wordt totaal overschaduwd door de binnenlandse vakantie-industrie. In een Tanzaniaans wildpark tref je vooral rijke blanken uit Westerse landen.

Het binnenlands toerisme is tot in de puntjes verzorgd. Aan de voet van de heilige tempelberg Emeishan (Sichuan) is bijvoorbeeld een hoogst efficiënt busstation gebouwd waar de hele dag door de ene na de andere tourgroep vertrekt of aankomt. Entreekaarten hebben barcodes of magneetstrips. Pasfoto’s worden ter plekke gemaakt en per computer op het toegangsbewijs geprint. Chinese toeristen bezoeken de bezienswaardigheden in gezelschappen van zo’n twintig personen begeleid door een gids met vlag en megafoon. De organisatiegraad is overweldigend.

Indien ‘duurzaam toerisme’ ontwikkeld zou moeten worden in China, dan zouden de inspanningen zich vooral moeten richten op het binnenlands toerisme. Het inkomend, buitenlands toerisme is, ondanks de jaarlijkse groei, slechts een marginale speler op de Chinese recreatiemarkt.

Aan de andere kant zijn Chinezen ook erg nieuwsgiering naar de wereld buiten China. Wie kent ze niet? De hordes Chinezen die net als hun voorgangers, de Japanners, met busladingen vol Amsterdam, Volendam, de kaasmarkt en kinderdijk bezoeken, en gelijk hun fototoestel paraat hebben zodra ze de bus uit zijn. Zo doen ze Europa in 10 dagen. Maar dat hoeft nu niet meer, want ze halen Europa en de rest van de wereld gewoon naar China toe! Zo is er aan de rand van Beijing (Peking) een toeristisch attractiepark waar replica’s van beroemde gebouwen uit 14 landen bijeen zijn gebracht, zoals de Eiffeltoren en het Witte Huis.

Ook is er vlakbij Shenyang, de hoofdstad van de provincie Liaoning en 600 kilometer ten noordoosten van Beijing een waar een Hollands dorp van 220 hectare herrezen, waar je je echt in Nederland waant temidden van het Amsterdam centraal station (op ware grootte!), de grachtenpanden, molens, de korenbruggen van Leiden en nog veel meer. Het doet veel denken aan het beroemde Holland-dorp in de Japanse stad Nagasaki, waar ook befaamde Nederlandse bouwwerken als Paleis Huis ten Bosch zijn nagebouwd. Dat park heeft meer succes: het Chinese Holland-dorp is namelijk nooit afgebouwd, wegens geldgebrek, fraude en oplichting, en ligt er nu verlaten bij. Meer over de verwikkelingen rondom het noodlottige Holland-dorp bij Shenyang, kun je in dit artikel lezen:

Telegraaf artikel: Holland-dorp in China

Mens en natuur

De bereidheid van Chinezen om kabelbanen te bouwen over majestueuze gletsjers en heilige bergen te voorzien van betonnen trappen en gemarkeerde wandelroutes, heeft te maken met de andere visie die Chinezen hebben op de relatie tussen mens en natuur. Shanghai Pudong Airport was bij de opening reeds omringd door kunstmatige parken en plantsoenen. Chinese snelwegen zijn omzoomd door bloemperken. Tuinen in China hebben artificiële, geometrische vormen: bloembedden in de vorm van klokken, vogels of andere symbolen. Elk Chinees gezin heeft wel een aquarium in huis of een ander verblijf voor gevangen dieren.

In de ogen van Nederlanders is de strijd tussen mens en natuur een kwestie van óf het één, óf het ander. Of je gebruikt natuur in dienst van de mens, of je laat de natuur de natuur. Chinezen koesteren daar een andere, meer harmonieuze opvatting over. Mens en natuur kunnen partners zijn in een gemeenschappelijke onderneming. Voor wat hoort wat. Het samenspel van mens en natuur is een kwestie van geven en nemen. De bouw van een nieuw vliegveld vereist dat je de bloemen en planten daaromheen een nieuwe, goed onderhouden, planmatige omgeving biedt.

Omgang met dieren 

Onderweg door China treft de toerist dieren opgesloten onder omstandigheden die naar onze maatstaven onacceptabel kunnen zijn. Restaurants hebben bakken met naar adem snakkende vissen of wanhopig spartelende schildpadden, klaar om uitgekozen te worden als culinaire lekkernij. Opvallend is dat – voor een land met zoveel inwoners en zo’n uitgebreide eetcultuur – je nauwelijks landerijen ziet met vrij loslopende varkens, koeien of schapen. De meeste consumptiedieren in China slijten hun leven in donkere, afgesloten loodsen. Binnen de Chinese context is dit alles onderdeel van het give-and-take systeem – op gelijkwaardige basis – tussen mens en natuur.

Verdwijning van de Hutongs

Beijing is in een stroomversnelling beland wat betreft economische groei en moderne transformatie. Dit alles is voornamelijk te danken aan de Olympische Spelen die in 2008 in Beijing zijn gehouden. De stad moest nieuwer, moderner, iedereen moest meedoen. De Chinezen moesten hun slechte gewoonten, zoals spugen op straat, afleren: ze kunnen er nu zelfs een bekeuring voor krijgen. Alles om maar een goede indruk te maken tijdens de wereldberoemde Olympische Spelen in 2008. Ook het oude stadsbeeld onderging een metamorfose. De eeuwenoude hutongs, de oude straatjes met woningen en winkeltjes waren vroeger het kenmerk van Beijing. Omdat de stad te kampen heeft met een chronisch ruimtegebrek, moesten deze bijzondere oude straatjes en huizen plaatsmaken voor hoogbouw en moderne brede straten. De grond is zo duur in Beijing, dat alles nu de hoogte in gaat. Er zijn al velen hutongs gesneuveld, de bewoners wonen nog steeds op dezelfde plek, maar nu 20 hoog. Ondanks dat ze betere voorzieningen hebben qua electriciteit en sanitair (eigen toilet en douche), vinden ze zelf dat ze er op achteruit zijn gegaan. Hun leven speelt zich niet meer af op straat, maar in een flat van 4 bij 4 meter. Ze worden gedwongen tot individualisme, zijn geen gemeenschap meer met hun buren en andere bewoners. Ze leven nu echt op zichzelf. Je kunt je voorstellen dat dit een hele transitie is, een gedwongen aanpassing aan de razendsnelle modernisering van China.

Niet alleen de lokale bewoners van de hutongs zijn niet blij met hun veranderde leefomgeving, ook de toeristen zien de hutongs lieverd bewaard gebleven. De hutongs zijn cultureel erfgoed van het oude Beijing. Vroeger, voor de invasie van de moderne hoogbouw, bestond de hele stad uit hutongs. Nu is daar nog maar een fractie van over. Op de oude huizen die er nog staan, voornamelijk ten noorden van de verboden stad rond het Hou Hai meer, staat vaak het karakter Chai geschreven, wat ‘slopen’ betekent. Zonder het toerisme zou er nu geen enkele hutong meer bestaan. Eén Hutong wijk blijft in ieder geval bewaard, omdat het een toeristische trekpleister is, waar toeristen met lokale fietstaxi’s doorheen worden gereden. Toerisme kan dus ook een heel positieve rol spelen in het behoud van cultureel erfgoed: omdat toeristen willen zien hoe het vroeger was, blijft een aantal hutongs behouden voor toekomstige generaties. Als je in Beijing bent, maak vooral een wandel- of fietstocht door de bewaard gebleven hutongs. De lokale fietstaxi’s zijn erg toeristisch.

China als bestemming

Het grote obstakel van een vakantie in China is de taal. In hypermoderne steden als Shanghai of Chengdu zijn straatnamen en bushaltes weliswaar weergeven in zowel Chinees als Engels. Toch blijft het zo dat je – tenzij je uitsluitend in academische circuits verkeert – gemiddeld één keer per week een Chinees ontmoet die dusdanig goed Engels spreekt dat je een conversatie kunt voeren. Dat alles heeft niets te maken met scholing of ontwikkeling. Voor een gesprek ontbreekt echter gewoonweg de routine. Als gevolg dat een gesprek in China bijna onmogelijk is. Maar met wat handen en voeten werk kun je elkaar toch een beetje “verstaan”.

Daarnaast kun je van het huidige China pas optimaal genieten indien je ook de wens of de bereidheid hebt je te interesseren in de stormachtige ontwikkeling die het land doormaakt. De openbare bibliotheek van Shanghai – met een perfecte internetbar – is een paleis van ongeëvenaarde moderniteit, die elke Nederlandse bibliotheek vèr achter zich laat. Gezien veel toeristen het meest geïnteresseerd zijn in het romantische China van tempels en pagodes, wordt daar gretig op ingespeeld. In de Chinese toeristenstad nummer één, Hangzhou, worden de gedragingen van de laatste Boeddhistische monniken gevolgd via een video-circuit. Om die oude cultuur maar niet te verliezen.

In essentie zijn er drie manieren om China te bezoeken: via een georganiseerde rondreis, via de richtlijnen en beperkingen van reisgidsen als Lonely Planet, of onafhankelijk op eigen gelegenheid.

Pak je de georganiseerde tour, dan verkeer je in het prettige gezelschap van groepsgenoten met wie je tenminste kunt converseren en volg je een reis langs de aangewezen, nostalgische hoogtepunten van China. Je zult weinig kennismaken met het huidige China maar rondgeleid worden langs de overbekende attracties die je vooral een indruk geven van China’s rijke historie – maar nauwelijks van de moderne ontwikkelingen. Er zijn eveneens droomreizen die je meevoeren naar bijvoorbeeld het nomadenleven rond Hohhot in de provincie Binnen-Mongolië. Allemaal erg leuk, maar redelijk ver verwijderd van de realiteit van alledag.

Reisgidsen als Lonely Planet bieden je een optie die bestaat uit het hoppen van de ene pleisterplaats voor rugzakkers naar de andere. De beschrijvingen zijn gefocust op die paar weinige idyllische vrijhavens voor backpackers die China rijk is. De aangeraden hotels zijn verzamelpunten van Engelstalige reizigers rond bekende bezienswaardigheden – waar je andere toeristen met dezelfde reisgids kunt ontmoeten – liggend temidden van accommodaties die gebruikt worden door de resterende schare van Chinese binnenlandse toeristen. Wellicht meer dan in veel andere verre landen bieden de reisgidsen je een ‘spoor’ van veilige en goedkope toevluchtsoorden, waar je ervaringen kunt uitwisselen met lotgenoten.

Onafhankelijk, op jezelf rondreizen is geen sinecure. Het Chinese autoritarisme maakt nog steeds dat bepaalde hotels je zullen weigeren vanwege het ontbreken van toestemming om buitenlanders toe te laten. Op die dagen zul je bereid moeten zijn prijzen tot vijftig euro te betalen voor hotels die dat wel mogen. Door de bank genomen ben je echter in meer hotels welkom dan de reisgidsen willen laten geloven. De regels voor buitenlandse hotelgasten lijken van stad tot stad te verschillen. Soms kun je voor vijf tot tien euro overnachten op een slaapzaal met drie of vier bedden. Of voor dezelfde prijs in een ranzig hok van twee bij twee met één bed en één lamp.

De eerste kennismaking met een Chinese metropool – zodra je uit de trein stapt – is doorgaans overweldigend. De aanblik van de zoveelste miljoenenstad roept een gevoel van onmacht op. Bij elk treinstation lopen echter verkoopsters rond met plattegronden van de stad. Wacht even tot iemand naar je toekomt. De plattegronden tonen vrijwel altijd buslijnen, vaak ook hotels. Overzichten – in het Chinees – van de vertrekkende treinen worden ook rondom het station verkocht.

Individueel rondreizen, alleen of per paar, betekent evenwel zeker dat je communicatiemogelijkheden zeer beperkt zijn en je de meeste tijd jezelf zult moeten kunnen vermaken. Op de lange baan wordt dat het cruciale knelpunt bij een verblijf in China. Zorg ervoor dat je een kaart van land of stad hebt met plaatsnamen zowel in het Chinees als in het Engels. Hoewel het spreken van de Chinese taal een onmogelijkheid lijkt, is het interpreteren van eenvoudige Chinese karakters best te doen. Elk Chinees letterteken bevat een sleutel voor zowel de betekenis als de uitspraak. Een handige taalgids, een correcte landkaart, een je zult een aantal van je wensen redelijk kunnen uitleggen. Ga gewoon op je gevoel af voor wat je handzaam lijkt. De Chinese term voor een internet-café is “yang bar” (yang bàh) – makkelijk om te weten.

Met de trein

De trein is hét vervoermiddel in China. Als je een rondreis door China maakt, ga dan ook eens met de trein in plaats van met een binnenlandse vlucht. Op hoofdlijnen rijden treinen snelheden tot 160 kilometer per uur. Dagtreinen hebben chique eerste klasse en comfortabele tweede klasse. Indien je budget het toelaat, vraag dan altijd naar de meest dure klasse. De Nederlandse Spoorwegen kunnen een flinke punt zuigen aan de onberispelijke dienstverlening van het Chinese staatsbedrijf. Men rijdt op tijd. Vertragingen – ook op de lange afstanden – zijn zeer uitzonderlijk.

Door de bank genomen koop je minstens een dag vooraf je treinticket. Hoe eerder hoe beter. Er is echter nooit reden tot wanhoop. Check op de treinstations eerst of er een apart loket is voor buitenlanders. (In het stationgebouw van Shanghai is dat er bijvoorbeeld.) De lokettiste zal daar doorgaans perfect Engels verstaan.

In de grote steden vind je de Chineestalige reserveringsbalies meestal in een apart gebouw, doorgaans zo’n beetje schuin tegenover het stationsgebouw. Het is altijd handig om het nummer van de trein van je voorkeur te kennen. Dat kom je te weten door even rustig de vertrekschema’s (te koop rond stations, soms ook in hotels) te bestuderen en de Chinese karakters te ontcijferen. Bij grote stations zijn loketten ingericht op treinnummer: vraag dan vooraf even waar het loket voor trein K282 (of elk ander nummer) zich precies bevindt. Neem pen en papier mee. De reserveringskantoren zijn geopend van zo zes uur ’s ochtends tot tegen elf uur ’s avonds. Maar rond de etenstijden zijn de loketten steeds een uur gesloten. Het is met name rond deze sluitingstijden dat zich de lange rijen wachtenden opbouwen die menigeen afschrikken. Kom echter op een slim tijdstip, en je bent soms verbazend snel aan de beurt.

De Chinese lange afstandstreinen (nachttreinen) hebben drie klassen: soft sleeper, hard sleeper en hard seat. Vermijd hard seat. Soft sleeper is luxer en schoner dan wat we in Europa gewend zijn. Hard sleeper heeft smalle bedden zonder afgesloten coupés – maar zodra je je geïnstalleerd hebt en rustig indoezelt in elke zin redelijk comfortabel. Soft sleeper komt grofweg neer op vijftig euro per duizend kilometer; hard sleeper kost zo’n vijfentwintig euro per duizend kilometer. Een hard seat kost bij benadering tien tot vijftien euro per duizend kilometer.

Elke lange afstandstrein heeft dezelfde opbouw. Precies in het midden zit de restauratiewagen. Aan de ene zijde daarvan komen eerst enkele soft sleeper wagens, daarna een lange rits hard sleeper wagens. Aan de andere zijde van de restauratie zitten alle hard seat wagens. Kun je geen soft of hard sleeper-kaartje meer bemachtigen, koop dan vooralsnog een hard seat-kaartje. Ga daarmee zodra de trein vertrekt naar het loket in de trein; dat loket zit altijd in de eerste hard seat-wagen direct naast de restauratiewagen. Wapper met bankbiljetten, vooral als het er druk is, als teken dat je snel kunt betalen. Doorgaans kun je het hard seat-plaatsbewijs ter plekke tegen bijbetaling omruilen voor de hard sleepers of zelfs de soft sleepers die nog vrij zijn. Het is mij altijd gelukt; natuurlijk wordt het omruilen lastiger naarmate je reisgezelschap uit meer personen bestaat.

Heb je eenmaal een slaapplaats bemachtigd, dan is treinreizen in China een verademing. Vele malen per dag komen kelners langs met dranken en maaltijden. In een soft sleeper vierpersoonscoupé kan het extreem stil en rustig zijn; hard sleepers zijn wat meer levendig. De restauratiewagen is alleen open voor publiek rond de normale etenstijden voor ontbijt, lunch en diner. (Net zoals veel eenvoudigere restaurants overigens. Ben je het Chinees trouwens niet machtig, kies dan liefst een restaurant uit waarin je de gerechten kunt aanwijzen, geen restaurant met een geschreven menukaart.)

Back To Top