skip to Main Content

Door: Nick Welman

Geschiedenis
Sinds het jaar nul omsluit Eritrea het hart van de handelsroute van de Rode Zeekust naar het Ethiopische binnenland. Grieken, Romeinen en Egyptenaren voeren op Adulis, de antieke handelshaven aan de Rode Zee, niet al te ver van het hedendaagse Massawa. Vandaar trokken karavanen naar het hart van het rijk Axum, dat rond het jaar 500 na Christus tot de vier toonaangevende wereldrijken werd gerekend.

Eriteërs zijn dus van oudsher mensen van de wereld, vertrouwd met handel, internationale contacten en koopvaardij. Dat is ook de achtergrond van de dertigjarige oorlog met Ethiopië, dat van 1952 tot 1991 Eritrea bezette. Eritrea is in hart en nieren een commercieel land, extrovert en kapitalistisch. Ethiopië is een introvert land, feodaal en protectionistisch. Vandaag de dag omvat de dienstensector ruim 60% van de Eritrese economie. In Ethiopië omvat de landbouwsector bijna 60% van de economie. Die harde cijfers tonen overduidelijk het levensgrote verschil tussen de twee landen aan, wat samenwerking zo lastig maakt.

In 1952 schonden de Verenigde Naties eenmalig het principe van zelfbeschikkingsrecht voor alle volken. Terwijl elke andere Afrikaanse kolonie langzaamaan zelfstandigheid mocht verwerven, werd Eritrea (sinds 1889 Italiaans) toegewezen aan Ethiopië. Een cadeau voor het Ethiopisch staatshoofd Haile Selassie, die het westen altijd zo gunstig gezind was geweest.

Ethiopië perkte de autonomie van z’n nieuwe ‘provincie’ steeds verder in, tot in 1961 de Eritreërs de wapens opnamen. De eindeloze burgeroorlog kreeg een climax in de jaren tachtig, met verwoestende hongersnoden die acties als Eén voor Afrika, Live Aid en Band Aid tot gevolg hadden. Die hongersnood was geen toeval: in de hoogtijdagen van de oorlog haalde de toenmalige Ethiopische leider Mengistu jaarlijks 30.000 tot 40.000 boeren van hun akkers en lijfde ze in bij het leger. Zo’n aanslag kan natuurlijk geen enkele agrarische economie verdragen.

In Eritrea ligt het boek “Even the Stones Are Burning” in de boekhandels, geschreven door Roy Pateman, professor aan de Universiteit van Californië in Los Angeles. Pateman deed uitgebreid onderzoek naar de voedselhulp aan Eritrea en Ethiopië in de oorlogsjaren. Hoewel exacte getallen nooit meer te achterhalen zijn, schrijft Pateman, is overduidelijk dat het leeuwendeel van de voedselhulp door Mengistu is gebruikt voor wapenaankopen. Van de opbrengst van benefietconcert Live Aid, georganiseerd door Saint Bob Geldof, is bekend dat die in z’n geheel is doorgesluisd naar de Sovjet-Unie in ruil voor wapens. Wie ooit in de jaren ’80 goedgelovig z’n portemonnee heeft leeggemaakt voor de hulpacties, kan – als we Patemans onderzoek serieus nemen – er met een gerust hart vanuit gaan dat daar meer kogels van zijn gekocht dan voedsel voor de hongerende bevolking.

Achtergrond van dat schandaal is dat Europese regeringen alleen zaken wilden doen met het officiële Ethiopische regime, en niet met informele organisaties die wel in staat waren de hongergebieden te bereiken. Los daarvan constateert Pateman dat door de hele oorlog heen de jaarlijkse internationale steun voor wapenaankopen altijd vier keer zo groot is geweest als de internationale voedselhulp.

Wanneer je in Eritrea bent, kom je hoe dan ook in de ban van de nagedachtenis aan die onafhankelijksheidsoorlog. Eritrea telt thans 4 miljoen inwoners, Ethiopië 60 miljoen. Het blijft een ‘David verslaat Goliath’-verhaal. In het begin had het Eritrese bevrijdingsleger nagenoeg niets. Langzaamaan maakte men meer en meer tanks en kanonnen op de Ethiopiërs buit.
“We hebben ze verslagen met hun éigen wapens”, zullen Eriteërs je trots vertellen.

Het land blijft bezaaid met resten van militair materieel, oorlogsschroot, wegroestend langs de wegen. Wandel je door de bergen, dan steekt zo her en der de staart van een nooit ontplofte bom uit de grond. In Nederland vinden we nog steeds blindgangers uit de Tweede Wereldoorlog – die ‘maar’ vijf jaar duurde en in 1945 eindigde. Vergelijk dat eens met Eritrea: een oorlog die dertig jaar duurde en in 1991 eindigde. Op 24 mei 1993 werd Eritrea door de Verenigde Naties erkend als soevereine staat.

Impressie van de Hoofdstad Asmara

Hoofdstad Asmara is eigenlijk een stad van één straat: Liberation Avenue. Aan deze door palmen omzoomde allee, zo’n dikke 1½ kilometer lang, ligt alles wat je nodig hebt. De terrassen voor cappucino en espresso, de bioscopen en hotels, het postkantoor, de telefooncentrale, het officiële toerismebureau en ministeries waar je eventueel noodzakelijke formaliteiten kunt regelen. Aan Liberation Avenue liggen aantrekkelijke boekhandels, de kantoren van alle luchtvaartmaatschappijen, alle banken, de supermarkten, de restaurants en de latteria’s voor vruchtensap van bananen en papaya.

Twee straten verwijderd van Liberation Avenue lijkt het alsof Eritrea nog maar twee soorten middenstanders kent: kroegbazen en goudsmeden. De Eritrese kroegen ogen soms als die ouderwetse Italiaanse ijssalons, geschilderd in pasteltinten roze, geel en pistache-groen. Niet voor niets is dit land driekwart eeuw Italiaans geweest. Bij de talloze goud- en zilverwinkels laat je sieraden maken naar je eigen smaak en ontwerp.

Dan is er, op vijf minuten van Liberation Avenue, de imposante Orthodoxe kerk Enda Mariam. Je kunt dit bouwwerk mooi vinden of niet, het behoort zeker tot de meest bijzondere op het gehele Afrikaanse continent. Even verder ligt de overdekte markt. Het voormalige paleis van de gouverneur (nu een museum) staat aan het eind van Liberation Avenue.

Asmara is een plezierig overzichtelijke stad met nagenoeg alles gewoon op loopafstand. Als ik op een van mijn eerste avonden in Eritrea op een terras aan de cappucino zit, dringt het besef tot me door. Had deze stad – in plaats van in Afrika – op een redelijke afstand van Nederland gelegen, zoiets als Gent of Luxembourg, dan zouden we er met plezier onze stedentrips heen maken. Dan hadden Hollandse huis-tuin-en-keuken gesprekken kunnen gaan als volgt.
“En jullie? Nog plannen voor de krokusvakantie?”
“We hebben lekker een lang weekend Asmara geboekt. Hotelletje aan de Liberation Avenue.”
“Goh, Asmara. Nou, gezellig zeg.”

Toerisme
Je bent als blanke Nederlander in Eritrea niets bijzonders. Al door hun hele geschiedenis heen zijn de Eritreërs gewend aan buitenlanders. Daar komt de burgeroorlog nog eens bij: waarschijnlijk tot zo’n 20%-25% van de bevolking is destijds gevlucht naar het buitenland, Europa, Canada of de V.S. Eritreërs kennen ‘het westen’ dus. Al is men er misschien zelf niet geweest, vrijwel iedereen heeft er wel familie wonen en kent de verhalen erover.

In de vakanties bezoeken ooit gevluchte Eritreërs hun vaderland. Hun kinderen, opgegroeid in Toronto, Londen of Den Haag, hangen op hun sportschoenen met luchtvering langs de Liberation Avenue. Het oogt wel eens cru: wie destijds Eritrea is ontvlucht, is nu verwesterd en welvarend. Wie is gebleven en de oorlog heeft uitgevochten, is vaak een pauper gebleven. Tussen al die verwesterde en verwende familiebezoekers ben jij als toerist nauwelijks iets opmerkelijks. Verwacht dus in Eritrea geen enthousiaste: “Hello, where do you come from? What’s your name?” Je hebt als Europese toerist op geen enkele manier de ‘bevoorrechte’ uitzonderingspositie die je in sommige landen wel eens (gewild of ongewild) ten deel kan vallen. Er wordt in Eritrea niet gedweept. Als toerist word je in het algemeen geacht ‘op jezelf te zijn’ en je eigen boontjes te doppen.

Met de Dahlak Eilanden, een archipel en nationaal park in de Rode Zee, heeft Eritrea een toeristische troef van wereldformaat in handen. De onderwaterflora en -fauna van de Dahlaks kan met gemak de concurrentiestrijd aan met de koraalriffen van Cozumel (Mexico) en de Sinaï (Egypte). Op de website Eritrea.nl wordt zelfs gezegd dat “de onaangetaste rijkdom aan koraalriffen langs de kust en om de circa 300 eilanden is te danken aan 30 jaar durende oorlog waardoor er weinig of geen exploitatie van de natuur in de vorm van visserij, toerisme of mijnbouw is geweest.” Het gaat natuurlijk erg ver om te zeggen dat de oorlog ergens goed voor is geweest. Eritrea heeft gekozen voor high value, low volume tourism, wat betekent dat duiktrips naar de Dahlak erg duur zijn. Of dat in de praktijk zo handig uitpakt, is maar de vraag. Het duiktoerisme naar de Dahlaks is nagenoeg geheel in handen van buitenlandse, Italiaanse ondernemers, die ondermeer het controversiële speervissen praktiseren.

Daarnaast heeft Eritrea een achterland met sympathieke bezienswaardigheden: traditionele kloosters op afgelegen bergtoppen, enkele ruïnes uit de Oudheid en de merkwaardige stad Nakfa, voormalig centrum van het verzet en vroegere informele hoofdstad. Nakfa, en het nabijgelegen Orota, waren ooit ondergrondse verzetssteden met ziekenhuizen en scholen in een onderaards gangenstelsel. Als eerbetoon heeft Eritrea z’n nieuwe munteenheid ook de ‘Nakfa’ genoemd. Eritrea heeft de toerist dus veel te bieden, van duiken bij de Dahlaks en tours door het achterland tot een bezoek aan Asmara.

Drie factoren belemmeren de ontwikkeling van (duurzaam) toerisme. Ten eerste is het land bij velen gewoon nauwelijks bekend. Ten tweede: wie er wel van gehoord heeft, associeert het meteen met aanhoudende oorlogen. In de zomer van 1999 laaiden de conflicten met Ethiopië opnieuw op en in mei 2000 leverden de twee landen wederom massale veldslagen. Volgens nieuwsberichten van de BBC stierven in de gevechten van 1999 soms 20.000 soldaten in één dag in de loopgraven. Zo lang de oorlogsdreiging aanhoudt is Eritrea zeker geen vakantiebestemming.

Ten derde gaan de Eritreërs vooralsnog wat onhandig om met de ontwikkeling van het toerisme. De Dahlaks lijken min of meer al verkocht aan buitenlandse ondernemingen, zonder dat goed is nagedacht hoe het duiktoerisme inkomsten zou kunnen opleveren voor de eigen bevolking. Naar een enkel afgelegen klooster wil men botweg asfaltwegen aanleggen om deze eeuwenlang ‘verborgen’ bezienswaardigheid voor dagjesmensen te ontsluiten. Over de impact daarvan op de traditionele kloostergemeenschap bekommert men zich nauwelijks. Gezien Eritrea en Ethiopie in 2000 een vredesakkoord hebben getekend, komt het toerisme naar Eritrea nu langzaam op gang. Al zijn de fricties tussen de twee landen nog niet uit de lucht.

Busreizen
Eritrea is een bergachtig land. De berghellingen zien er ‘doorleefd’ uit: overwoekerd door cactussen en vol horizontale ‘rimpels’, de sporen van eeuwenlange menselijke activiteit. In dit grillige landschap ben je soms blij als je bus een gemiddelde van twintig km per uur haalt. Van Asmara naar Massawa duurt de reis vijf uur. De 90 km naar Keren duurt drie uur. Maar dat zijn dan de twee drukste hoofdroutes. Daarbuiten wordt het avontuurlijker.

Tussen steden vertrekt zo ieder uur wel een bus. Maar reis je naar een uithoek, of op een lange afstandsrit, dan is er doorgaans één vertrek per dag, steevast om vier uur ’s ochtends. Je zitplaats boek je dagen van te voren op het busstation. Vier uur ’s ochtends is eigenlijk alleen de incheck-tijd. Voordat alle stoelen zijn toegewezen, de tickets gecontroleerd, de bagage ingeladen en gelabeld, ben je doorgaans snel een uur verder.

Tussen al die busreizen steekt er één bovenuit. De bus van Asmara naar Assab, 800 kilometer over woestijnwegen, een expeditie van drie volle dagen inclusief overnachtingen. Onderweg graaft de bus zich regelmatig vast in het woestijnzand of stuitert als een skippybal over de rotsblokken. Lekke banden zijn schering en inslag. Het leefgebied van kamelen, woestijnvossen en de hamadryas, de zilverwitte bavianensoort die in het oude Egypte als heilig werd beschouwd, wordt doorkruist. In de hete zomermaanden kan de reis levensbedreigend zijn voor wie onvoldoende drinkwater heeft of in een lichamelijk slechte conditie verkeert. Iedere passagier die het eindpunt Assab haalt, verdient het eigenlijk een onderscheiding uitgereikt te krijgen.

Eritrea laat deze twee gezichten zien: een relaxte bestemming waar het joie de vivre hoogtij viert in het prettige Asmara, als de tergende busreizen. Het is niet het een of het ander. Maar dit contrast maakt een bezoek aan Eritrea juist zo bijzonder.

Handen schudden

Is handen schudden je hobby? Dan ga je in Eritrea gouden tijden tegemoet. Nooit meer in je leven kun je zo veel mensen een hand geven. Men maakt geen onderscheid tussen kinderen en volwassenen. Eritreërs trainen hun baby’s en peuters al van jongsaf in het handen schudden.
Elke officiële vergadering, in bedrijven of bij overheidsinstellingen, wordt in Eritrea ogenblikkelijk stilgelegd zodra een laatkomer of bezoeker binnenkomt. Er wordt pas hervat als die eerst iedereen een hand heeft gegeven. Nederlanders zouden zoiets opvatten als een verstoring van het ordelijke verloop van de bespreking.

Ben je in Eritrea, geef dan inderdaad áltijd iederéén de hand die daar enigszins voor in aanmerking zou kunnen komen. Iemand die vieze handen heeft, bijvoorbeeld na werken in tuin, biedt de pols aan in plaats van de hand. Hebben beide personen vieze handen, dan druk je de polsen tegen elkaar. De duur van het handen schudden onderstreept hoe blij je bent met de ontmoeting. Blijf je elkaar een flinke poos vasthouden, dan is er sprake van daadwerkelijke belangstelling of vriendschap.

Af en toe krijg je zomaar een hand van wildvreemden op straat. Wie met kleine kinderen reist, moet erop rekenen dat onbekende voorbijgangers je kinderen kunnen aanraken, vastpakken of even knuffelen. Zoiets is doodnormaal.

Tafelmanieren

Eet je met Eritreërs samen, dan eet je vaak met de handen uit een gemeenschappelijke schaal. De ’techniek’ daarbij is best moeilijk. Ten eerste mag je nooit je arm strekken. Dus niet graaien naar de andere kant van de schaal; je blijft op je eigen stukkie. Ten tweede: als je het eten in je mond stopt, mogen je vingers je lippen niet raken. Dus zeker nooit je vingers aflikken. Iets terugleggen op de schaal is ook fout. En dan: houd je eten altijd aan één zijde van je mond; nooit beide wangen volproppen.

Eritrea als bestemming
Eritrea promoot zichzelf met de one liner: “drie seizoenen in twee uur”. Inderdaad zijn de klimatologische verschillen, van het aangename Asmara tot het verzengende Massawa, enorm. Die variëteit zit ook in de bevolkingsopbouw. Als toerist zul je het meest te maken hebben met Tigrinya en Tigre, de bevolkingsgroepen van de grotere plaatsen. Inheemse volken als de Saho, Rashaida en Kunama leiden doorgaans een herdersbestaan dat nauwelijks geïntegreerd is in de nationale economie. Wanneer je deze mensen tegenkomt, behandel ze met égards en respect, dring jezelf niet op. Maak geen foto’s van ze.Het is geen toeristische attractie en men is daar ook niet op ingesteld.

Bedenk dat het volgen van een duikcursus in Eritrea waarschijnlijk niet tot de mogelijkheden zal behoren, danwel schrikbarend duur zal zijn. Als duikbestemming dus alleen geschikt voor de ervaren onderwatersporter.

Eritreërs zullen je zeggen dat hun land een klein land is, waar iedereen elkaar kent, waar anonimiteit tussen de bewoners onderling nauwelijks bestaat. Ben je als Eritreër ooit veroordeeld voor een misdrijf, dan is de kans groot dat je tot in lengte der dagen overal herkend blijft worden op straat. Voor de toerist betekent die overzichtelijkheid dat je in beginsel in staat bent – gedurende een langer bezoek – om heel veel van Eritrea te leren kennen. En dat maak je op je vakantie natuurlijk niet vaak mee.

Het kan zijn dat je voor de meeste bezienswaardigheden – de ruïnesteden, de Dahlak eilanden, de kloosters – eerst een vergunning moet halen in Asmara of Massawa. Je eerste twee dagen na aankomst ben je misschien bezig met het regelen van dergelijke formaliteiten. Maar zoals gezegd, op de Liberation Avenue vind je vrijwel alles wat je nodig hebt binnen handbereik en Asmara is sowieso toch één van de plezierigste steden van heel Afrika. Is het maken van wandeltochten door de bergen een onderdeel van je reis, huur dan ter plekke altijd een lokale gids in. Die weet welke routes veilig zijn. Daarbuiten kunnen er altijd niet-opgeruimde landmijnen op je pad liggen.

Misschien is Eritrea wel het best te typeren aan de hand van het onovertroffen bronwater. Eritrea heeft twee varianten van onze Spa Rood, gewonnen uit de natuurlijke bronnen nabij Ghinda (tussen Massawa en Asmara). Deze twee varianten heten Sabarguma en Dongollo. Dit water wordt tot het lekkerste bronwater van de wereld gerekend. Sabarguma en Dongollo komen in flessen die doen denken aan halve-liter bierflessen. Sabarguma is iets neutraler, de smaak van Dongollo zet zich voor altijd vast in je herinnering. Als dít je aanspreekt – het land met het lekkerste bubbelwater ter wereld – dan is Eritrea iets voor jou. Maar een verkoopargument voor de reisindustrie zal zoiets wel nooit worden.

Persoonlijke impressie
De voormalige vrijheidsstrijders uit de oorlog tegen Ethiopië hanteren hun eigen begroeting. De groet van deze tegadelti bestaat uit het tegen elkaar drukken van de schouders. Ik weet niet of ik de aanblik van een tegadelti-groet nu als hartverscheurend of hartverwarmend moet typeren.

De meeste tegadelti zag ik in de stad Keren. Het leek alsof alle mannen daar wel een been, een hand of een arm misten. Onderweg door Eritrea zag ik hoe een man zonder benen door zijn bejaarde vader werd opgetild om een oud-strijdmakker de tegadelti-groet te kunnen brengen. Er zat een geschiedenis achter dat moment. Het was in één klap duidelijk. Hij en zijn kameraad hadden ooit samen aan het front gelegen terwijl de kogels om hun oren floten. De éne vriend had het geluk gehad de oorlog ongeschonden te overleven. De ander was ooit per ongeluk op een landmijn gaan staan.

Terug in Asmara, op de laatste dagen voor mijn vertrek, besluit ik dat ik eigenlijk nog wel een foto wil hebben van die tegadelti-begroeting. Maar elke keer als ik twee mannen elkaar zo zie begroeten, zinkt de moed me in schoenen. Dit valt met goed fatsoen gewoon niet te fotograferen.

Opeens dringt tot me door dat mijn fototoestel alleen maar een molensteen om m’n nek is. Alles wat ik ooit had kunnen fotograferen, heb ik al lang gefotografeerd. Ik stap de eerste de beste fotozaak binnen en verkoop m’n spiegelreflex-camera voor een fractie van wat die me in Nederland heeft gekost. Ik heb nooit meer een nieuw toestel aangeschaft.

Interessante link:

Transitions Abroad: Ethiopia and Eritrea, Wonders of the Horn

Uitgebreid reisverhaal over Ethiopië en Eritrea

Back To Top