skip to Main Content
[rev_slider_vc alias=”Kenya”]

Door: Nick Welman

Eerste kennismaking
Aan het eind van een reis door Kenia stapte ik een kroeg binnen in de plaats Nyahururu, gelegen op de koele Afrikaanse hoogvlakte. Nog geen paar minuten zat ik aan mijn tafel, of drie Kenianen nodigden me uit bij hen aan te schuiven.
“We willen dat je mee discussieert”, was het verzoek. “We zijn in een vurig debat verwikkeld over Hitler en we komen er niet uit. Onze discussie zit vast op de kwestie of Hitler alleen een anti-semiet was of een racist in het algemeen. We zouden jouw inbreng van harte op prijs stellen.”

Wat volgde was een lange avond met veel warm bier en een geanimeerd gesprek over alles wat goed en fout zit in onze wereld. Ik gaf ondertussen heel wat rondjes weg. Dat mag: wie het meeste geld in zijn portemonnee heeft, betaalt ook het meeste bier.

Twee van mijn discussiegenoten dronken Tusker-bier toen ik bij ze aanschoof. De derde man had een fles met Citizen. Bij elke ronde bestelde ik daarom twee Tuskers en één Citizen. Pas op het eind van de avond deed de Citizen-drinker een onthullende uitspraak.

“Vroeger kon ik mij nog Tusker veroorloven”, verklaarde hij. “Maar het gaat al jaren slecht met mijn zaak. Daarom zit ik nu elke avond aan dit pis-bier.”
Net als het in Nederland geweest zou zijn, was ik er stilzwijgend vanuit gegaan dat iedereen het bier dronk van zijn voorkeur. Ten onrechte. Goed bedoeld had ik twee gesprekspartners steevast op een duur A-merk getrakteerd, de derde op de goedkope Keniaanse variant van Euro-Shopper.

Veel beter kun je Kenia haast niet typeren. Hoewel het land bij toeristen vooral bekend staat om de safari’s, zijn er maar weinig andere landen waar zo regelmatig een interessante conversatie kan ontstaan tussen “host” en “guest”. Veel Kenianen zijn mensen van de wereld: welbespraakt en ontwikkeld. Je moet van goede huize komen om ze van repliek te dienen. Kenianen zijn vriendelijk en openhartig zonder ooit te vervallen in dweperige gastvrijheid of gedienstigheid. De toerist mag dan een prettige gesprekspartner zijn in het restaurant of aan de bar, na afloop van de discussie wordt verwacht dat elk weer zijns weegs gaat: ieder zijn eigen leven.

Geschiedenis

Door alle ellende die de media haast dagelijks van Afrika laten zien zou je bijna vergeten dat Kenia een lange en rijke geschiedenis heeft. Rond 100 na Christus bezochten Grieks-Romeinse zeevaarders voor het eerst de kust van Kenia, die ze Azania noemden. Het ontdekte Azania bleek welvarend te zijn dankzij een eeuwenlange handel met India, met zeilschepen die op de wisselende moessonwinden over de Indische Oceaan koersten. De verspreiding van de Islam, rond 700 na Christus, zorgde voor een verdere opbloei van de kust. Florerende stadstaten als Mombasa, Lamu en Malindi begonnen hun opmars. Het Swahili, vandaag de dag samen met het Engels de officiële taal, heeft een Afrikaanse Bantu-grammatica en een overwegend Arabische woordenschat.

De kink in de kabel kwam tijdens de Portugese veroveringen, zo vanaf het jaar 1500. Het grootse Portugese wereldrijk beheerste eigenlijk alleen de zee, niet het land. De Portugese koloniale politiek bestond daarom uit een militaire overheersing van de zeeroutes. Dat luidde wel het verval in van de welvarende Oost-Afrikaanse kuststeden. De kolonisatie door de Britten, vanaf zo ongeveer het jaar 1880, gebeurde aanvankelijk schoorvoetend. De Britten hadden hun handen reeds vol aan alle andere delen van hun koloniale rijk en probeerden hun betrokkenheid met Oost-Afrika daarom tot een minimum te beperken. Misschien, kun je zeggen, ontstond de drijfveer om Kenia in te lijven toch vooral uit de noodzaak om de Duitsers en Fransen voor te blijven.

De Engelse houding veranderde zodra duidelijk werd dat koele heuvellanden geheel centraal-Kenia beslaan – een gebied ter grootte van België – met een ideaal en gezond klimaat voor blanke boeren om zich te vestigen. Samen met Rhodesië (Zimbabwe) en Zuid-Afrika kreeg Kenia een unieke positie als vestigingskolonie voor grootgrondbezitters. Het is typerend dat Kenia, Zimbabwe en Zuid-Afrika de enige Engelstalige landen zijn waar de overgang van een blank naar een zwart regime met geweld gepaard ging. In Kenia vormde de bevolkingsgroep de Kikiyu een geheim genootschap, bekend als de Mau Mau, dat de toon aangaf in het gewapende verzet.

Tussen 1920 en 1960 was het aantal Europese immigranten in Kenia gegroeid van 20,000 tot 65,000. Deze groep streefde naar een onafhankelijk door blanken bestuurd Kenia, volgens een model zoals in Zuid-Afrika (Apartheid) en Rhodesië werd toegepast. Het heeft maar een haar gescheeld of Kenia zou inderdaad een vergelijkbare na-oorlogse geschiedenis hebben gehad als die twee landen. Uiteindelijk gaven drie factoren de doorslag: Kenia had een aanmerkelijk kleinere groep blanken dan de meer zuidelijke koloniën, het verzet van de Mau Mau en het gebrek aan delfstoffen in Kenia. Dat alles maakte het voor de Britse regering veel te onhandig de blanke ‘superioriteit’ te blijven ondersteunen. Jomo Kenyatta werd in 1963 de eerste zwarte president van het onafhankelijke Kenia.

Culturen

Je kunt je als Nederlander eigenlijk nauwelijks voorstellen hoe de culturele kaart van veel Afrikaanse landen eruit ziet. Om een vergelijking te gebruiken: stel je woont in Utrecht, waar iedereen Nederlands spreekt. Maar in het nabijgelegen Hilversum is Bulgaars de voertaal. Ga je een dag naar Arnhem, dan moet je met Spaans uit de voeten kunnen, terwijl je je in Den Haag alleen met Fins kunt redden. Aan de andere kant, in Delft en Nijmegen spreken ze weer Nederlands. Teken je een culturele kaart van het huidige Europa, dan krijg je in het algemeen een vrij nette verdeling in vlakken: hier de Fransen, hier de Duitsers, hier de Italianen. Het omgekeerde is waar voor Afrikaanse landen zoals Kenia waar veel verschillende stammen door elkaar leven.

Kenia telt 42 etnische groepen. Die enorme variëteit heeft zijn oorsprong in de Afrikaanse geografische structuur: veel meer dan Europa is Afrika gewoon één grote klomp graniet waar volkeren tamelijk vrij konden migreren en zich met elkaar konden vermengen. In Europa hebben we de Alpen als scheidslijn met het Middellandse Zeegebied en de Pyreneeën als scherpe afbakening van het Iberische schiereiland. Afrika heeft eenvoudigweg veel minder van dergelijke natuurlijke obstakels.
Wellicht is Mombasa het summum van de Keniaanse diversiteit. Een havenstad met Arabische en Indische bevolkingsgroepen, met Swahili en Shirazi. Swahili is het volk ontstaan uit Arabieren en Bantu, Shirazi het volk onstaan uit Perzen en Bantu. Een culturele verscheidenheid die geen modern verschijnsel, maar eeuwenoud is.

De Kikiyu vormen met vijf miljoen mensen de grootste etnische groep en bekleden regelmatig succesvolle sleutelposities in handel en politiek. In Kenia staan de Kikiyu bekend om hun pragmatische aanpassingsvermogen, hun sterke arbeidsmoraal en hun opvattingen over sociale gelijkheid. De traditionele Kikiyu hebben een afkeer van rangen en standen. Wie wel hoog in aanzien staan, zijn de ‘mzee’. Mzee betekent letterlijk “oude man” en kan gewoon als aanspreektitel dienen. Het is een zeer respectvolle term, met een totaal andere lading dan Nederlandse woorden als “oudje” of “bejaarde”. Mzee was ook de titel van voormalig president Jomo Kenyatta, die deels Kikiyu, deels Maasai was.

Toerisme

Het toerisme naar Kenia is zo oud als de weg naar Rome. Rond 1930 werden aan de kust al de eerste strandhotels gebouwd, toen nog met name voor binnenlands toerisme van de blanken. Uit dezelfde tijd dateren de eerste natuurparken – van oorsprong vaak eigenlijk ingesteld als jachtgebied voor blanke jachttoeristen, waarbij de inheemse bevolking werd ‘uitgezet’. Vanaf de jaren zestig begon Kenia volop buitenlands toerisme aan te trekken. Nationale parken als Amboseli en Masai Mara tellen nu elk ver over de 200.000 bezoekers per jaar.

Hoewel er weinig landen in Afrika zijn die zo’n langdurig huwelijk met het toerisme zijn aangegaan, blijven de wegen van toeristen en bevolking afgescheiden paden. De toerist op een geheel verzorgde rondreis ziet de nationale parken en de strandhotels, maar maakt doorgaans nauwelijks kennis met het Keniaanse dagelijks leven. Behalve misschien dan dat ‘verplichte’ bezoek aan een Maasai-dorp, dat vaak standaard in het reisprogramma is opgenomen.

Overigens is zo’n haastige excursie naar een Maasai-gemeenschap iets waar je vraagtekens bij mag zetten. De Nederlandse Maasai-kenner Jan Voshaar, die jarenlang tussen de Maasai woonde, raadt toeristen aan om de Maasai vooral met rust te laten. De opbrengsten voor de Maasai uit deze korte toeristentrips staan niet in verhouding tot de overlast die het toerisme veroorzaakt.

Het beste voorbeeld van de scheidslijn tussen toerist en bevolking is waarschijnlijk wel de populaire treinreis van Mombasa naar Nairobi. De comfortabele eerste en tweede klas slaapwagens zijn doorgaans volledig in beslag genomen door westerse reisgezelschappen, zodat je deze trein rustig tot “Wazungu Expres” (Blanken-Expres) zou kunnen omdopen. De Keniaanse bevolking zit bijeen in de derde klas, waar nauwelijks een toerist komt. Zijn in Zuid-Afrika de borden “Slegs vir blankes” afgeschaft, op de Wazungu Expres lijkt zo’n scheiding gewoon de orde van alledag.

Tijdens een laatste reis met deze nachttrein ontmoette ik één zwarte Keniaan in de tweede klas, een arts uit Mombasa die voor de verandering eens de trein probeerde in plaats van de bus. De man zat eenzaam als een vreemde eend in de bijt tussen de kakelende Italiaanse, Nederlandse en Franse toergroepen. In ons gesprek gaf hij aan: dit ééns, maar nooit weer.

Op safari

Toerisme heeft de neiging alles terug te brengen tot lekker overzichtelijke afstreeplijsten: must see’s, highlights, “wat u zeker niet mag missen”. India is de Taj Mahal, Peru is Machu Picchu, Nederland is Amsterdam en Zimbabwe is de Victoria Falls. Dezelfde neiging tot simplificatie zie je bij safari’s.

Ten eerste heb je dat eeuwige zoeken naar de Big Five: leeuw, olifant, buffel, luipaard en neushoorn. Heb je die gezien, dan kun je met een gerust hart zeggen dat je safari geslaagd was. Makkelijk en duidelijk. Ook wel logisch, want hoe leg je een safariganger het verschil uit tussen een waterbok, een hartebeest en een spiesbok? Daar loopt niemand warm voor.

Laat je dat idee van de Big Five los, dan ontstaan er vanzelf nieuwe mogelijkheden. Andere wildparken dan de geijkte zijn dan opeens interessant. Je kunt een eigen plan trekken, los van de voorgeschreven highlights. Je hebt oog voor meer verschillende dieren.

Ten tweede worden safari’s gesimplificeerd doordat iedereen naar dezelfde parken wil. In Kenia zijn dat Amboseli en Masai Mara. Hier doen zich inderdaad situaties voor met tien toeristenbussen om één leeuw. Amboseli is door het massatoerisme een troosteloos park geworden. Stofstormen, veroorzaakt door al het safariverkeer, belemmeren het uitzicht en bezorgen overlast voor het wild. Overal sporen van jeeps door het grasland. Amboseli is vooral interessant voor wie wil zien hoe het massatoerisme invloed heeft op de kwetsbare natuur. Maar er is hoop voor Amboseli nationaal park. Het management van het park is nu in handen van de oorspronkelijke bewoners van het park, de Maasai. Hopelijk leiden zij het park beter dan de overheid en worden de entreegelden gebruikt voor het behoud en bescherming van de natuur en de wilde dieren.

Kenia is niet alleen Amboseli en Masai Mara. Het land telt vijftig natuurparken. Zeker zo’n twintig zijn geschikt voor een safari. Heb je de verplichte Big Five eenmaal uit je hoofd gezet, dan zijn Meru, Nyandura (Aberdare), Buffalo Springs en Mount Elgon fantastische parken. Olifanten zie je net zo goed in Marsabit als in Amboseli. Ook Hell’s Gate is heel bijzonder: het is namelijk het enige nationaal park in Kenia waar je mag fietsen en wandelen tussen de wilde dieren. Een wat meer verspreid safaritoerisme zou gunstig zijn voor de natuur in Kenia. Ook de expert op het gebied van natuurbehoud in Kenia, Richard Leakey, beaamt dit.

Voor wie is Kenia nou eigenlijk een geschikte bestemming? Eigenlijk voor twee totaal verschillende groepen toeristen. Voor wie gaat voor de nationale parken met een compleet georganiseerde rondreis met alles erop en eraan. Zoek vooral een reis uit naar de rustigere parken en bedenk dat goedkoop duurkoop is: een goede safari met een bekwame chauffeur (en tevens dierenspotter) kost nu eenmaal veel geld.

De andere groep voor wie Kenia geschikt is, zijn toeristen met interesse in de bevolking. Wég van de toeristische highlights is Kenia doorgaans een kalm land, waar avondlijke gesprekken aan de bar of in het restaurant het hoogtepunt van de dag vormen. Openbaar vervoer per lijnbus of matatu (minibus, vertrekt wanneer vol) is nagenoeg overal gewoon beschikbaar. Hotels ook, al kan in een provincieplaats de lokale herberg sober of wat afgetakeld zijn.

Kenia oogt als een ‘oud’ land: de laatste decennia zijn te weinig nieuwe investeringen gedaan en veel accommodaties, bussen en treinen vertonen duidelijke sporen van slijtage. Het is soms wat ‘vergane glorie’, zoals bijvoorbeeld het eersteklas stationsrestaurant in Nairobi. Er zat tien jaar tijd tussen mijn twee bezoeken aan Kenia. “Maar Kenia is niet veranderd”, opperden mijn tafelgenoten in de eerder aangehaalde kroeg in Nyahururu, “alleen maar ouder geworden.”

Reis je op die manier – met wellicht een keer een safari die je boekt in Nairobi – dan is Kenia geschikt voor wie aandacht heeft voor het grandioze landschap zonder nou per se van de ene spectaculaire attractie naar de andere te willen racen. Eigenlijk is het Keniaanse eten een weerspiegeling van het hele land: je eet mandazi’s (‘oliebollen’), chapati’s, ugalli (gemaakt van maismeel) en bruine bonen. Basic, maar erg vullend.

Een beklimming van Mount Kenya, 5199 meter hoog, is misschien de beste illustratie van het verschil tussen ‘rustig’ reizen en ‘gestresst’ reizen. De ene helft van de toeristen naar Mount Kenya huurt een lokale gids, bijvoorbeeld in Naro Moru aan de voet van de berg. In een paar dagen wandel je met je Keniaanse compagnon over de berghellingen naar MacKinders Camp op 4300 meter, wellicht verder tot Point Lenana, of daal je af via de Chigoria-route. De andere helft van de toeristen schakelt een touroperator in. Die brengt ze in een uur of vijf van Nairobi naar Mount Kenya en scheurt met een landrover tot 3300 meter bergopwaarts, waar iedereen zich een uur mag vergapen aan het uitzicht op de top. Daarna is het retour Nairobi. Zo’n ééndags excursie kost tegen de honderd dollar. Iedereen kan zelf beslissen waar de voorkeur naar uitgaat.

Wat doe ik aan?

Bezorgdheid over veiligheid is vrij algemeen onder toeristen naar Kenia, in het bijzonder in Nairobi. Daar pik je de toeristen er ook zó uit. In hun T-shirts, rafelige shorts en met hun Nikes zien ze er sjofeler uit dan de doorsnee Kenianen. Afrikanen zijn gesteld op verzorgde kleding. Draag een nette lange broek, een overhemd, desnoods een colbert en je valt al veel minder op. Gepaste kleding is niet alleen een teken van respect jegens de bevolking, het is ook een investering in je eigen veiligheid.

Laatste impressie

De “Wazungu Expres” van Mombasa naar Nairobi had aanzienlijke vertraging opgelopen door de ontsporing van een goederentrein op het traject. Ik zat flink in de rats. In Nairobi zou ik moeten overstappen op de aansluitende trein naar Malaba, aan de grens met Uganda. Zoals het ernaar uitzag zou ik die overstap gaan missen. Niet prettig, want de trein naar Malaba ging slechts drie keer per week. Wilde ik verder per trein, dan had ik op z’n minst twee dagen moeten wachten.

Ik sprak de conducteur hierover aan. “Maak je geen zorgen”, zei die. “Desnoods huren de Keniaanse Spoorwegen een taxi voor je. Die racet net zo lang achter de trein aan, tot je hem hebt ingehaald en je ergens kunt instappen. Ik zal wel even bellen met Nairobi.”

Het antwoord vervulde me met ongeloof. Uiteindelijk arriveerden we in Nairobi, drie kwartier later dan mijn aansluiting had horen te vertrekken. Zodra ik uitstapte stond er een volgende conducteur klaar op het perron. “Ben jij die man voor de trein naar Malaba?” vroeg die. “Mooi, dan kunnen we nu gaan.” Een minuut later zat ik in mijn nieuwe trein, die door het weergaloze landschap van de Rift Valley richting Uganda tsjoekte. Ik was de enige overstapper en ze hadden drie kwartier op me staan wachten. De NS moet ik zo’n service nog maar eens zien leveren.

Interessante links

MagicalKenya.com
Nationale toerisme organisatie van Kenia

Kenyaweb.com
Algemene (toeristische) info over Kenia

Kenya Wildlife Service
Nationale parken in Kenia

Ecotourism Kenya
Overkoepelende ecotoerisme organisatie in Kenia

Eco-resorts
Eco-resorts in Kenia

The Gallman Africa Conservancy
Stichting van Kuki Gallman die zich richt op natuurbehoud en educatie

Back To Top