skip to Main Content

November 2012                                                                                                                                                      Door: PvD

Machismo

Als vrouw heb je het zwaar in Cuba – en als blonde alleenreizende vrouw nog veel zwaarder. Gedurende drie weken heb ik van zo ongeveer elke man op straat opmerkingen en gesis naar mijn hoofd gekregen, om nog maar te zwijgen van de kusgeluiden die ik de hele dag om me heen hoorde. In mijn naïviteit benaderde ik oude mannetjes – die vast voorbij de flirtleeftijd waren – nog vriendelijk, maar al snel bleek dat zij niet onderdeden voor hun jongere collega’s in versiertechnieken. En net zo min in ranzige opmerkingen.
Mijn troost was dat Cubaanse vrouwen ook flink te lijden hebben onder de niet altijd gewenste aandacht van mannen. Mijn nadeel was dat ik er niet aan gewend was zoals zij en er minder luchtig mee om kon gaan, en dat ik drie keer zo veel aandacht kreeg door mijn lengte en mijn blonde haar. Een Australische toeriste met Aziatisch uiterlijk had eindelijk een ontspannen avond toen ze met mij de stad in ging; voor het eerst lieten de Cubanen “la Chinita” links liggen en vielen alleen de blonde Hollandse lastig.
Een greep uit de complimenten: “je doet me denken aan een Australische zangeres, en als je haar was geweest, dan had ik je handtekening gevraagd”; “je bent zo knap, heb je die schoonheid van je vader of van je moeder?”; “als ik niet zo ver weg woonde had ik je meegenomen naar mijn huis in plaats van je naar je casa te brengen” (de taxichauffeur); “liefde kent geen leeftijd, we zijn allebei rustig en zwijgzaam, dus we passen best bij elkaar” (mijn 20-jarige gids in Viñales, die mij duidelijk nog niet goed kende); “dus Holland heeft geen bergen? Maar zijn er wel net zulke mooie vrouwen als jij?” (de gids in de Sierra Maestra). Helaas bedacht ik me pas in de laatste paar dagen dat enthousiast reageren met een maffe opmerking het beste werkt tegen mijn eigen irritatie en verdere avances. In ieder geval kwam ik na drie weken niet alleen heel ontspannen terug van vakantie, maar ook met een onrealistisch groot ego en bruisend van het zelfvertrouwen!

Openbaar Vervoer

Openbaar vervoer in Cuba is goed geregeld – als je buitenlander bent en harde valuta hebt. Dan hoef je nl. niet 15 dagen van te voren te reserveren voor een plekje in de Astro bus, je hoeft niet in de aftandse trein, en je hoeft al helemaal niet halve dagen onder een viaduct door te brengen wachtende op een lift. Nee, met harde valuta koop je een uur van te voren een ticket voor de Víazul bus, een comfortabele touringcar die stipter vertrekt dan de gemiddelde Nederlandse trein.

Na twee busreizen met Víazul was ik echter toe aan een meer Cubaanse ervaring dan vijf uur in de airco, met twee stoelen tot mijn beschikking, omringd door mede-backpackers, slapend met hun i-pods op. Niets saaier dan dat, dus op naar een alternatief dat tenminste een goed reisverhaal op zou kunnen leveren. De trein voldeed aardig aan die voorwaarde, dus besloot ik in Camagüey dat ik de afstand naar Bayamo (vijf bus-uren verder) wel kon wagen per trein. Ik zette mijn wekker op 05.15 uur en stapte opgewekt richting het station. Vijftien minuten later stond ik voor het loket, waar ik zonder in de rij te staan een kaartje bemachtigde. So far, so good.

Voordat ik me in de wachtzaal installeerde voor het resterende uur tot vertrek vroeg ik voor de zekerheid nog even of de trein inderdaad volgens plan om 07.00 uur zou vertrekken. De dame achter het loket vertelde me dat de trein naar Bayamo een kleine vertraging had. Ehm….hoe klein precies? Een half uur? Nee, twee uur. Ai…het was al opvallend gladjes verlopen tot nu toe, dit was te verwachten. Ik probeerde de frustratie uit mijn hoofd te bannen en ging op een van de metalen banken zitten. Drie uur wachten was best te doen met een goed boek, en ik wilde toch zo graag de Cuba-experience meemaken? Intussen las ik in mijn reisgids dat 80% van de Cubaanse treinen te laat komt en 20% helemaal niet. Ik begon me wat ongemakkelijk te voelen en moest moeite doen niet aan het busstation van Camagüey te denken, waarvandaan de Víazul vertrok.

Om 09.30 uur was er nog geen trein te bekennen, en ik werd nieuwsgierig naar de stand van zaken. Cubanen zijn echter nogal terughoudend naar buitenlanders toe in het openbaar en ik kon niet bij mijn bagage weg, dus het duurde even voordat ik enige vorm van informatie had bemachtigd. Niemand kon me precies vertellen wat de verwachtingen waren en een echt levendig gesprek kreeg ik niet op gang. Tegen elven kwam dan eindelijk de trein binnen en iedereen spurtte naar het perron. Ik vond mijn coupé en ging tevreden zitten tussen de oude vrouwtjes en een jong stelletje. Het viel me op dat er veel meer zwarte Cubanen in de trein zaten dan je gemiddeld op straat ziet, slechter gekleed ook. De raciale en sociale gelijkheid geldt toch niet voor alle Cubanen. Ook de trein had zijn beste tijd gehad; gedeukte vloeren, gehavende bekleding, uiteraard geen airco en een toilet waar ik niet eens durfde te gaan kijken, afgaande op de geur.

Na een tijdje viel me op dat we nog steeds stilstonden op station Camagüey. Een blik uit het raam maakte duidelijk waarom we nog niet weg konden: een aantal technici waren druk bezig onder de trein. Ik was weer te optimistisch geweest en ging terug naar mijn zitplaats, mijn boek en een geestelijke toestand van ultieme tolerantie. Als we voor middernacht in Bayamo zouden aankomen was ik tevreden. Om 12.45 uur vertrokken we dan eindelijk, wat al een verademing was vanwege de bries die nu binnenkwam en het geweldige uitzicht vanaf het gangpad. Het lot speelde nog even met mijn zenuwen toen er zwarte rook uit een van de voorste wagons kwam, maar wonderbaarlijk genoeg had dat geen invloed op de voortgang van de reis en na zes uur – de geplande reistijd – reden we het station van Bayamo binnen.

Wat blijft is gelukkig niet de herinnering aan de warmte en het wachten, maar vooral het uitzicht op de groene velden, de dorpjes met kermissen en schoolkinderen waar je langs komt, de takken van de bomen die je kunt aanraken vanuit het raam en het gevoel voor het eerst een kijkje te hebben genomen in het Cubaanse deel van de parallelle wereld die Cuba is. Voor iedereen met tijd, geduld en nieuwsgierigheid is de trein op niet al te lange trajecten een (goedkope) aanrader. Sla genoeg voedsel en water in, neem een goed boek mee en geniet!

Contact met de Cubanen

Het leuke van reizen vind ik vaak het contact met de mensen die je tegenkomt. Spontane ontmoetingen op straat, interessante gesprekken met iemand bij een bushalte – het zijn de dingen die een reis memorabel kunnen maken.
In Cuba zijn dingen echter anders dan elders, dus ook op dit vlak. Ik was van te voren al gewaarschuwd dat contact tussen Cubanen en buitenlanders officieel door de regering verboden is, maar om dit echt te ervaren was heel vreemd. Op mijn eerste dag in Cuba ging ik in mijn eentje Havana in. Alleen reizen vind ik nooit zo’n probleem, zeker omdat je als toerist doorgaans snel aan de praat komt met een lokale bewoner. Hoewel dit in de grote stad minder het geval is, viel het me al snel op dat de Cubanen in Havana niet heel open zijn naar buitenlanders toe, en hoe langer ik in de stad liep, hoe meer ik het idee had compleet genegeerd te worden. In de rij voor een peso-pizza keken de mensen recht door me heen, niemand groette me op straat en ik kreeg met niemand oogcontact. Uitzondering hierop waren enkele mannen – zie het stukje over machismo hierboven – maar zelfs dat viel in Havana mee. Waar ik in Afrika wel eens gesnakt heb naar anonimiteit voelde ik me de eerste dag in Cuba niet-bestaand, alsof ik een spook was.
Gelukkig werd dit in andere steden en vooral Oost-Cuba een stuk minder. Gesprekken met andere toeristen verklaarden de zwijgzaamheid van de Cubanen, vooral in grote steden: de politie is nooit ver weg om de Cubanen in de gaten te houden. Informatie van buiten, en dus contact met buitenlanders, is hoogst ongewenst en daarom worden regelmatig Cubanen die het wel aandurven een praatje te maken met een toerist bij de toerist weggehaald. De angst voor de politie zit er diep in bij de meeste Cubanen en vaak ontwijken ze contact met buitenlanders dan ook. Ondanks deze wetenschap voelde het toch vervelend om regelmatig half genegeerd te worden. Op het busstation van Havana vroeg ik bijvoorbeeld een vrouw of ze een bakkerij in de buurt wist, waarop ze zonder iets te zeggen naar de bewaker wees die vlakbij stond. Hij legde me uit waar ik kon ontbijten en hoewel ik begreep dat ik het aan de verkeerde persoon had gevraagd voelde ik me niet welkom bij de wachtende Cubanen.

Het contrast met de gesprekken in de casas particulares kan niet groter zijn. Eigenaren van casas praten doorgaans honderduit over allerlei zaken, en zeker ook over “De Situatie”. Dit varieert van klagen over hoe moeilijk het leven is tot uitleggen welke illegale activiteiten worden begaan om dit leven en de kosten ervan wat draaglijker te maken (extra kamers verhuren, garnalen als diner serveren en een internetverbinding hebben). Ook wordt soms openlijk gebaard dat El Jefe niet goed is voor het land, hoewel zijn naam weinig wordt genoemd (ter verduidelijking: het gebaar met de hand langs een fictieve baard te strijken verwijst naar Fidel). Dit alles uiteraard wel binnenshuis, want de undercover burgerpolitie kan overal zijn. Vreemd genoeg worden toeristen wel voor de volle honderd procent vertrouwd, gezien de informatie die vaak binnen een dag aan je wordt toevertrouwd.

Fidelistas

Het systeem in Cuba is interessant om mee te maken voor een buitenstaander – helaas iets minder interessant voor de mensen die er al 48 jaar in leven. Echt communisme is het niet, eerder socialisme. Ik heb zelfs gehoord dat het de Cubanen specifiek om de ideeën van Fidel Castro gaat en zijn aanhangers zich “Fidelistas” noemen.

Zoals elk politiek systeem heeft dat van Cuba zijn voor- en nadelen. De nadelen zijn denk ik wel bekend – geen vrijheid van meningsuiting, economische crisis en geen bewegingsvrijheid, maar ik was verbaasd over de positieve kanten van het Cubaanse systeem. Een totaal gebrek aan reclame of commercie was een verademing in een wereld waar alles tegenwoordig om geld lijkt te draaien. Geen gephotoshopte dames in etalages – eigenlijk bijna niets in etalages- en een cola op het vliegveld kost net zo veel als een cola in Oost-Cuba. Kom daar op Schiphol maar eens om! Ook de Cubanen zien de voordelen van het Fidelisme en prijzen de toegankelijkheid van de gezondheidszorg en onderwijs. De kwaliteit van ziekenhuizen is hoog en in elke wijk is een gezondheidscentrum waar je terecht kunt. De levensverwachting van de Cubaan is niet voor niets gelijk aan die van een Europeaan. Studeren wordt aangemoedigd door de staat en universiteiten zijn gratis; in principe is dus elke Cubaan zo hoog opgeleid als mogelijk is. Tegenstrijdig lijkt dit wel: billboards langs de wegen waarop Fidel verkondigt dat lezen belangrijk is en (goedgekeurde) boeken die zwaar gesubsidieerd zijn, en tegelijkertijd vraag je je af of niet juist opgeleide mensen een risico vormen voor de staat door eventueel een oppositie te gaan vormen.

Omdat de inkomsten van het toerisme blijkbaar belangrijker zijn dan het tegenhouden van buitenlandse invloeden is een vreemd soort schizofrene samenleving ontstaan in Cuba, waarbij twee parallelle werelden naast elkaar bestaan. Voor de toerist is bijna alles bereikbaar en verkrijgbaar met harde valuta, de peso convertible. Comfortabele busritten, frisdrank, kleding, koekjes, stereotorens, zeep, hotelkamers, strijkijzers en westerse boeken. Voor de Cubaan die zijn salaris doorgaans in pesos Cubanos krijgt uitbetaald is dit alles niet te betalen, niet alleen omdat hij de verkeerde valuta bezit, maar vooral ook omdat de peso Cubano bijna niets waard is. Omgerekend verdient de gemiddelde Cubaan $15,- per maand, waar niet veel anders voor te kopen valt dan voedsel als je beseft dat prijzen van goederen net zo duur zijn als in Europa. Dat veel Cubanen wel kleding en elektronische apparatuur kunnen kopen is vaak te danken aan gevluchte familieleden die geld sturen, of natuurlijk een baan in het toerisme die harde valuta aan fooien oplevert.
Andersom is zelfs voor de toerist niet alles verkrijgbaar. In Oost-Cuba liep ik tegen het feit aan dat sommige middelen van vervoer verboden zijn voor buitenlanders. Het is me nooit helemaal duidelijk geworden waarom, maar weg van de gebaande paden liep ik bijna vast omdat sommige chauffeurs van collectieve taxi’s het risico van een hoge boete niet wilden nemen en me lieten staan. Bicitaxi’s waren inventiever en fietsten me gewoon door de achterstraatjes om politiecontroles te ontwijken. Koetsen waren eigenlijk verboden, maar een enkele koetsier nam het risico, of een Cubaan reisde met me mee en betaalde mijn ticket, waardoor ik op een of andere manier een legale passagier werd. Eén taxichauffeur wilde het risico wel nemen tegen een flink hogere ritprijs, onder het mom “zonder risico’s is het leven ook niets aan”.

Het loont zeer de moeite om te proberen de twee verschillende werelden af te wisselen. Uiteraard is het heel makkelijk om toegang te hebben tot supermarkten, comfortabele bussen en relatief goedkope diners in de casas particulares, maar probeer ook eens een camion of bicitaxi als vervoermiddel, een peso-pizza met vruchtensap op straat of een sober maal in een Cubaans restaurant. Alleen zo krijg je een heel klein beetje een idee hoe anders de wereld van de Cubanen is.

Back To Top