skip to Main Content
[rev_slider_vc alias=”Cameroon”]

Door: Nick Welman

Eerste kennismaking
Ik heb me vastgebeten in het voornemen de boemeltrein van Kameroens havenstad Douala naar het provinciedorp Kumba te nemen. Op het uitgestorven hoofdstation van Douala hoor ik dat het vertrek vandaag is uitgesteld van vier uur ’s middags tot laat in de nacht. Van het stationspersoneel krijg ik rond acht uur ’s avonds een matras in een kantoorruimte, zodat ik tenminste een dut kan doen. Wanneer de trein eenmaal vertrekt, het is dan inmiddels tegen middernacht, zijn een bejaarde vrouw en ik de enige twee passagiers die trouw zijn blijven wachten.

De trein heeft slechts één rijtuig en dat heeft géén licht. Tijdens de gehele 84 kilometer lange rit zie ik geen hand voor ogen in de aardedonkere derde klasse-wagen. Soms klinkt er geschreeuw door de open ramen. Dan staan er ergens reizigers langs het spoor, verborgen in de zwarte tropenbossen, en stopt de trein abrupt om ze binnen te laten. Om kwart over drie ’s nachts arriveren we in Kumba, een station ver buiten de dorpskern. In gezelschap van vijf onbekende mannen wandel ik, tastend door het duister, over een onverlichte zandweg. In het holst van de nacht is Kumba leeg en verlaten. Een van mijn metgezellen maakt ergens een taxi-chaffeur wakker, die mij naar het Shamrock hotel rijdt. Eindelijk, om half vijf in de morgen, lig ik doodmoe op een schoon bed. Ik ben uitgeteld, maar ik realiseer mij terdege dat ik mij tijdens dit hachelijke, eenzame nachtelijke avontuur werkelijk geen moment onveilig of onprettig heb hoeven voelen.

Geschiedenis
Wellicht heeft Kameroen – van alle staten in Afrika – wel de meest verscheurde koloniale achtergrond. Van 1884 tot aan de Eerste Wereldoorlog was het land een Duitse kolonie. Sommige Kameroeners blikken met weemoed terug op het Duitse bewind. Historici als de Britse hoogleraar Fage hebben geïllustreerd dat de Duitsers het inderdaad ‘beter deden’ dan machthebbers als Britten en Fransen, maar zeker ook beter dan Nederlanders, Belgen en Portugezen. Duitsland bestuurde zijn koloniën met een kenmerkende gründlichkeit. De onderwijsdeelname van de bevolking was gunstiger, het percentage analfabetisme lag lager, de investeringsbedragen waren groter. De keerzijde was evenwel het Duitse gebruik van dwangarbeid. Maar nog immer dateert een onmisbaar gedeelte van de huidige Kameroense wegen, spoorwegen en bruggen uit die Duitse periode.

Nog voor het einde van de Eerste Wereldoorlog werd Kameroen in 1916 reeds verdeeld in een Frans protectoraat – ruwweg 90% van het huidige land – en een kleiner Brits protectoraat. In 1919 werd deze verdeling bekrachtigd door de voorloper van de Verenigde Naties, de Volkenbond. De Britten voegden hun kleine Kameroense zone bestuurlijk toe aan hun kolonie Nigeria.

Bij het voornemen tot onafhankelijkheid van Kameroen rond 1960 was het daarom de vraag – die voorlag aan de Verenigde Naties – wat te doen met die twee gescheiden Franstalige en Engelstalige gebieden. Rechtvaardigde de toenmalige eenheid onder Duits bewind een hereniging van Kameroen in de voormalige Duitse vorm? Of waren de beide Kameroense zones inmiddels zover uit elkaar gegroeid dat voor een hereniging geen rechtvaardiging meer bestond?

De VN-oplossing was een volksraadpleging. In 1960 was Franstalig Kameroen een zelfstandige natie geworden en in 1961 mochten de Engelstalige Kameroeners stemmen hoe men het koloniale juk wilde afwerpen. Middels een samenvoeging met het inmiddels onafhankelijke Franstalige Kameroen? Of middels aansluiting bij Nigeria? In die verwarde sitiuatie koos het zuidelijke Engelstalige deel voor het eerste, het noordelijke deel voor het tweede. Tijdens de formele onafhankelijkheidsverklaring van Brits Kameroen in het Mountain Hotel in de stad Buea – in het vroege voorjaar van 1961 – hadden hoogwaardigheidsbekleders van Engelstalig Kameroen zich trouwens al uitgesproken voor een hereniging. Bij veel zuid-Kameroeners leeft daarom nog steeds het vermoeden dat de volksraadpleging later in 1961 een kwestie was van “doorgestoken kaart”. De toenmalige Franse president De Gaulle heeft naar verluidt de inlijving van zuidwest-Kameroen bij Franstalig Kameroen beschreven als “een klein cadeau van de Britse Koningin”.

Reeds enkele jaren later betreurden veel zuid-Kameroeners hun keuze. Kameroen heeft een taalstrijd. De Engelstaligen houden hardnekkig vast aan hun identiteit in het door het Frans gedomineerde land, op een vergelijkbare wijze als waarmee de bevolking van Québec in Canada ageert tegen het door het Engels gedomineerde Canadese bestuur. De vergelijking met Canada wordt ook door de Kameroeners zelf graag gemaakt. Onderzoeken wijzen uit dat de Engelstalige Kameroeners ondervertegenwoordigd zijn in posten in het politieke bestuur en het ambtelijke apparaat. Opvallend is ook dat de hoofdweg door het Engelstalige deel niet onderhouden wordt. Wie van Limbe of Buea naar Bamenda reist – tussen de belangrijkste centra van zuid-Kameroen – is gedwongen een omweg te maken door Franstalig gebied.

Hoewel in 1972 bij referendum was vastgesteld dat de federale staat door het leven zou gaan onder de naam “Verenigde Republiek van Kameroen”, draaide president Paul Biya in 1984 dit besluit terug en doopte de eenheidsstaat om tot “Republiek van Kameroen”. Dat was eerder de naam geweest van Franstalig Kameroen voorafgaand aan de toevoeging van de Britse streken. Die gebieden werden nu “gedegradeerd” tot provincies. Voor zuid-Kameroeners was Biya’s actie een dolkstoot in de rug. In 1993 heeft een conferentie van Engelstalige leiders in Buea de Kameroense regering opgeroepen terug te keren naar federaal bestuur, conform de voorwaarden waaronder de hereniging ooit had plaatsvonden. Het stoort zuid-Kameroeners ook mateloos dat op internationale conferenties Kameroen regelmatig wordt ingedeeld bij de groep Franstalige landen, een ontkenning van de officiële tweetaligheid.

Volgens voorstanders van zelfbeschikking van zuid-Kameroen is bij het referendum in 1961 een “derde optie” ten onrechte nooit aan de orde gekomen: de keuze van het Britse protectoraat een onafhankelijke staat te maken. Fon Dinka is voorman van de beweging die pleit voor zelfstandigheid van zuid-Kameroen onder de naam Ambazonia – een verwijzing naar de oorspronkelijke inheemse naam voor de 4000 meter hoge vulkaan Mount Cameroon (Ambozes). Fon Dinka leeft thans in ballingschap in Groot-Brittannië. In 1994 heeft een conferentie van Engelstalige Kameroeners in Bamenda de wens van zelfbeschikking nogmaals benadrukt. Alobwede Ebong, voorzitter van de SCNC-beweging, riep op 30 december 1999 over de radio de onafhankelijkheid uit van zuid-Kameroen. Ebong werd gearresteerd en pas in mei 2001 vrijgelaten; hij woont momenteel als vluchteling in een onbekend land.

Alles bij elkaar zijn in Kameroen de noodzakelijke ingrediënten aanwezig die in menig ander land reeds lang tot een burgeroorlog zouden hebben geleid. De koloniale grootmachten hebben tot 1961 poker gespeeld met de toekomst van de Kameroense bevolking. Bovendien wedijvert het hedendaagse Kameroen regelmatig met Nigeria om de eer het “meest corrupte land ter wereld” te mogen zijn volgens de jaarlijkse corruptie-index van Transparency International. Dat Engelstalige Kameroeners zich tegenwoordig in deze staat achtergesteld voelen als tweederangs burgers, is volkomen begrijpelijk. In mei 2000 stelde VN-secretaris generaal Kofi Annan dat “het Engelstalige vraagstuk in Kameroen cruciaal is en niet door de VN vergeten zal worden”.

Anderzijds kloppen alle Kameroeners zich op de borst voor hun opmerkelijke eensgezindheid om de nationale spanningen op vreedzame wijze op te willen lossen. Bij alle bevolkingsgroepen leeft de diepe wens geweld te vermijden. Een Kameroense slogan is: “De kracht van het overtuigen telt, niet het overtuigen door kracht.” Daarbij hoort een zekere tolerantie van openbare discussies en kritische publicaties. De informatie die hier is samengevat, is dan ook afkomstig uit uitgaven die in boekhandels in Kameroen normaal verkrijgbaar zijn. Dat neemt niet weg dat het Engelstalige vraagstuk reeds diverse ballingen en vluchtelingen heeft opgeleverd.

Toerisme
Voor een land ter grootte van Frankrijk heeft Kameroen een beperkt aantal toeristische hoogtepunten, zodat er een opmerkelijk eenzijdig spoor is van populaire, drukbezochte bestemmingen. De vermaarde rotsformaties bij Kapsiki, het Waza Logone National Park, Mount Cameroon en de stranden bij Kribi zijn de meest bijzondere en meest bezochte toeristische bestemmingen. Weg van deze attracties komt men zelden toeristen tegen. De beruchte Kameroense corruptie speelt het toerisme vrijwel alleen parten in deze bij vakantiegangers populaire trekpleisters: daar vliegen prijzen plots omhoog en kunnen lokale touroperators, zoals in veel Afrikaanse landen gebeurd, reizen aansmeren die beneden elk kwaliteitsniveau liggen. Buiten de gebaande paden treft de bezoeker in Kameroen doorgaans eerlijke en betrouwbare mensen aan.

De huidige staat van de toeristische infrastructuur is echter een enorm probleem. De internationale luchthaven van Douala was ooit een pronkstuk, maar verkeert in een miserabele staat van onderhoud. Het Mountain Hotel in Buea, dat behalve een voor toerisme gunstige ligging tevens een nationaal-historische waarde heeft, ligt er verwaarloosd en verpauperd bij. Van de aanblik van berghutten op Mount Cameroon word je op slag depressief: vies, volgekalkt met graffity, afgetakeld. In Bafut, een dorp net ten noorden van Bamenda, staan unieke houten beelden en andere kunstwerken van het paleis van de Fon opgeslagen in een vochtige schuur: onder de schimmel, aangetast door houtworm, langzaam wegrottend. Deze opsomming kan nog wel even doorgaan. Wil iemand ooit duurzaam toerisme ontwikkelen in Kameroen dan is een enorme financiële injectie in grootschalige renovatie van bestaande voorzieningen de eerste voorwaarde. Bij het Fon-paleis in Bafut ligt een majestueuze ex-Duitse residentie – met uitzicht over het traditionele paleiscomplex. Was deze residentie in goede staat, dan was het bouwwerk nog om te vormen tot een schitterende toeristenlodge. Nu lijkt dit monument uit het koloniale verleden alleen nog rijp voor de sloop.

Behalve toerisme langs het toerismecircuit bloeit in Kameroen ook het religieus toerisme op. Overal in Kameroen kom je met de regelmaat van de klok dergelijke reisgezelschappen tegen: uit Amerika, Italië, Verenigd Koninkrijk en talloze andere rijke industrielanden. Dit religieus toerisme is goedbedoeld en idealistisch: groepen verdelen hun tijd tussen het land leren kennen en vrijwillig meewerken aan projecten van missie- en zendingsposten. Men helpt mee in een lokaal ziekenhuis of verricht werkzaamheden bij de plaatselijke school.

Limbe Wildlife Centre
Kameroen en de buurlanden vormen de laatste plek ter wereld waar grote mensapen als de gorilla en de chimpansee in het wild voorkomen. De handel in “bushmeat”, vlees van wilde dieren, vormt een ernstige bedreiging voor het voortbestaan van deze soorten. Het eten van bushmeat is statusverhogend en geeft aanzien. In 2001 hebben 150 Europese dierentuinen actie gevoerd tegen bushmeat. Twee miljoen verzamelde handtekeningen werden in november 2001 overhandigd aan het Europees Parlement. De meeste handtekeningen werden opgehaald in Burgers Zoo (Arnhem; 76.800), Leipzig (63.025) en Apenheul (Apeldoorn; 61.075).

De onterechte indruk zou kunnen ontstaan dat bezorgdheid over bushmeat een monopolie is van Europeanen, terwijl Afrikanen gezien hun vermeende plaats op de “Maslow-piramide” zich nauwelijks bekommeren om het lot van de mensapen. Dat vooroordeel behoeft zeker nuance. In Limbe (Victoria), aan de kust van Engelstalig Kameroen, werd de sinds 1963 bestaande dierentuin in 1993 omgetoverd tot het Limbe Wildlife Centre: de nationale opvangplaats voor door bushmeathandel verweesde gorilla’s en chimpansees. De apen in Limbe zijn in beslag genomen van stropers en handelaren, of van burgers die de dieren onder erbarmelijke omstandigheden illegaal hielden als huisdier. In de late zomer van 2002 had ik een interview met Jonathan Kang, hoofd dierenverzorging van het Wildlife Centre.

“Het probleem is dat mensen in Kameroen het totaalbeeld ontbreekt”, stelt Kang. “Daardoor missen ze het zicht op de consequenties van hun gedrag voor onze Afrikaanse natuur en leefomgeving. In Limbe zijn we in 1997 begonnen met educatieve rondleidingen door het opvangcentrum. In 1999 zijn we gestart met een intensief cursusprogramma voor scholieren en studenten. Leerlingen krijgen na afsluiting van een driedaagse zomercursus en certificaat mee. Daarna kunnen zij op hun scholen natuurverenigingen oprichten. De cursussen zijn er in drie levels, waarvan het derde op het niveau is van hoger opgeleiden. Onze toekomst is alleen mogelijk met bewustwording. Afrikanen moeten besef krijgen van de verwoesting van de natuur die aan de gang is.”

In totaal hebben ruim zeshonderd scholieren een zomercursus gevolgd. Dat aantal stijgt gelukkig gestaag, want alleen al in 2002 telde Limbe 206 cursisten. Van de acht verweesde gorilla’s in Limbe kent Jonathan Kang alle individuele verhalen en achtergronden. “Neem Nyango”, vertelt Kang, “een 12 jaar oude gorilla van de zeldzame Cross-River ondersoort. Nyango werd weggehaald bij een blanke missionarissenfamilie in Mamfé, waar zij als eenzaam huisdier volkomen onhandelbaar was geworden. Of Chella (9 jaar), van wie de moeder werd doodgeschoten door bushmeat stropers. Chella werd bij een politiecontrole in Bertoua aangetroffen in de kofferbak van een taxi, vastgebonden aan het dode lichaam van zijn moeder. Hij kwam tegelijk met Jumbo (7 jaar) aan in Limbe. Jumbo werd in Bertoua te koop aangeboden bij particulieren. Omdat niemand haar wilde hebben werd zij achteloos achtergelaten in de tuin van mevrouw Perazzi, een Italiaanse verpleegster van het ziekenhuis.”

Weesgorilla’s

Het is opvallend hoezeer Jonathan Kang betrokken is bij de lotgevallen van zijn weesgorilla’s. “Van Benito en Emma (beiden 5 jaar) weten we helaas weinig. Ze zijn in Limbe afgeleverd door de directeur van een houtkapbedrijf uit Kribi. Ik weet alleen dat die directeur ze had afgenomen van zijn personeel. Maar van Pitchou (4 jaar) weten we dat zij in Kribi bij de entree van een strandhotel door jagers te koop werd aangeboden aan westerse toeristen. Haar toestand verslechterde met de dag – huidziekte en ondervoeding – tot de eigenaresse van het hotel, de Kameroense mevrouw Elisabeth Ossi, het niet langer kon aanzien. Zij heeft ten einde raad Pitchou van de jagers gekocht en onmiddellijk naar Limbe gebracht.”

Batek (3 jaar) is gevonden door de missiezuster Donata van de katholieke missiepost in Batouri. Zijn moeder was gedood door jagers en Batek, gewond aan zijn arm, was achtergelaten. “Hij verkeerde in een dermate slechte gezondheid dat hij eerst moest worden verpleegd in een normaal ‘mensenziekenhuis’ en men hem daarna pas naar Limbe kon brengen”, aldus Kang. “Onze laatste gorilla, Akiba (2 jaar), was een internetredding. We zijn via het web getipt dat zij in Bertoua als huisdier werd gehouden en zij is vervolgens geconfisqueerd.”

Van chimpansees heeft Limbe in 2002 een bruisende en florerende groep van achttien apen plus een crêche van zeven peuters en nog eens twee nieuwkomers die hun eerste maanden in quarantaine doorbrengen. Voor de chimpansee-groep bestaan er plannen om de volledig herstelde apen opnieuw uit te zetten in het wild. “Maar dat moet met uiterste omzichtigheid gebeuren”, waarschuwt Kang. “We stellen hoge eisen aan de natuurlijke omgeving waar we ze gaan loslaten. Al onze chimps zijn trouwens geconfisqueerde weeskinderen.”

Daarnaast is de bescherming van de ontembare drill hét speerpunt van Jonathan Kang. Deze schitterende, zwartkoppige, woeste aap – niet te verwarren met de kleurrijke mandrill – heeft een bijzonder laag “knuffelgehalte”, maar is evenwel de meest bedreigde grote apensoort ter wereld. Slechts 3000 drills bestaan er nog in Kameroen, Nigeria en de mini-staat Equatoriaal Guinea, waarvan ruim twintig exemplaren in Limbe. “In een verre toekomst hopen we het nageslacht van onze fokgroep in het wild uit te kunnen zetten”, bevestigt Kang. Limbe Wildlife Centre wordt in 2002 bemenst door negentien stafleden, vijf Kameroense vrijwilligers en drie internationale vrijwilligers, waaronder de (onbezoldigde) dierenarts. Van Jonathan Kang krijg ik de begroting van het dierenopvangcentrum ongecensureerd onder ogen. Het jaarbudget is 30.000 euro, waarvan eenderde besteed wordt aan diervoeding, eenderde aan salariskosten en eenderde aan overige (onderhouds-)kosten. Per personeelslid komt het neer op een maandinkomen van 45 euro. De meeste fondsen zijn afkomstig van de stichting Pandrillus van de Amerikaan Peter Jenkins, de internationale voorvechter voor het voortbestaan van de drill.

“In 1993 bevond de zoo van Limbe zich in een ontredderde toestand”, legt Kang uit. Pandrillus gaf de deplorabele dierentuin – met twee krokodillen, twee bavianen, één mandrill en één civetkat – een nieuwe bestaansreden. “Het probleem met bushmeat speelt zich vooral af op het platteland rondom de hoofdstad Yaoundé”, aldus Kang. In Yaoundé bevindt zich volgens Kang immers de grootste markt voor bushmeat – bij de welvarende laag hoofdstadbewoners die grif voor het statusverhogende wildvlees willen betalen. “Afrika bezit de meeste natuurlijke hulpbronnen van deze aarde, maar Afrika is ook het armste continent. Daarom komt alles aan op de bereidheid van Afrikanen om welvaart op te geven voor het behoud van hun natuurlijke omgeving.”

Update over de Limbe-gorilla’s
Eind 2002 reageerde Jonathan Kang per e-mail op bovenstaand Kameroen-artikel op de website. Kang schrijft: “I tell you now that this is one of the best favours we are getting this year for we really need our conservation message to be translated into as many languages as it can be done. We are okay at the Limbe Wildlife Centre and still working as hard as we have done in the past. We have every reason to work hard because we have been encouraged by articles like this one.”

In maart/april 2003 ontving de Stichting Reisbewijs meer details over de miraculeuze redding van gorilla Batek: “Nadat missiezuster Donata moest verhuizen uit Batouri zat Batek bijna één jaar vast in een kooi”, schrijft Selma Forotti, een Nederlandse projectleider in Kameroen. “Sommige missiezusters verzorgden hem, al was dat niet regelmatig. Batek stierf bijna van eenzaamheid en verveling. Bij toeval vond ik hem tijdens mijn verblijf in Batouri en heb drie weken voor hem gezorgd. Batek’s toenmalige eigenaar zocht naar een nieuwe gorillababy als gezelschap voor Batek. Dat betekende waarschijnlijk dat er weer een gorillamoeder gedood zou worden. Terug in Nederland heb ik een maand besteed aan het vinden van een goed opvangadres voor Batek. Een naam die vaak genoemd werd was Limbe Wildlife Centre en uiteindelijk koos ik voor die plek.”

“Na eindeloos heen en weer gefax met de eigenaar stemde deze toe. Ik ‘kreeg’ Batek en ik heb beloofd om altijd voor hem te blijven zorgen. De medewerkers uit Limbe hebben Batek opgehaald en brachten medicijnen, melk en voedsel. Limbe heeft ervoor gezorgd dat Batek vanaf vliegveld Belabo gratis naar Douala mocht vliegen. Jane Dewar (Gorilla Haven, VS) heeft een deel van de aanloopkosten (medisch onderzoek; speciale voeding; quarantaine) betaald. Uit Japan kwam een spontane gift. Zelf heb ik mij garant gesteld voor een vaste, jaarlijkse donatie.”

Kameroen als bestemming
Kameroen is een land van uitbundige, sierlijke en goedlachse vrouwen – en bedeesde, hulpvaardige en sjofele mannen. Dat was mijn eerste impressie van Kameroen – en die heeft standgehouden. Kameroen-kenners bevestigen mij dat Kameroen een matriarchaat heeft. Het zijn de vrouwen die investeren in het voortbestaan van hun gezin, daarom gedwongen zijn voortdurend de schijn van succes en voortuitgang op de houden, terwijl zij de huwelijksverbintenis met een man zien als een bijkomstige kans om de financiële postitie van de familie uit te bouwen. Vrouwen zijn modieus, zelfbewust en hebben een sterke positie in de maatschappij. Het valt ook moeilijk te ontkennen dat Kameroen een sensuele charme heeft. Wanneer het erop aankomt, is Kameroen een vrouwenland, niet een mannenland. Daar staat evenwel een beroerde score tegenover wat betreft bijvoorbeeld mishandeling en geweldmisdrijven jegens vrouwen.

In Kameroen tref je een samenleving aan die zojuist “over de rand” van het post-industriële tijdperk lijkt te zijn gekukeld. Overal wrakken van in onbruik geraakte personenauto’s en vrachtwagens langs de weg. Internetcafés op de tweede verdieping van deels ontruimde en onttakelde gebouwen.

Kameroen verkoopt zichzelf in de toerisme-business als een “miniatuur” van Afrika. Daar is ook alle reden voor. Van woestijnen en savannen tot tropisch regenwoud en hooggebergte: alles wat je in Afrika kunt vinden is op een of andere wijze wel aanwezig in Kameroen. Of het profileren van Kameroen als het “Madurodam” van Afrika nou een gelukkige commerciële zet is, valt te betwijfelen. Behalve alle positieve kanten van Afrika, ondervindt de bezoeker wellicht ook alle negatieve uitwassen. De in Kameroen wonende Europeanen die ik ontmoette, stelden mij ergens in een gesprek altijd wel de vraag of ik me “op mijn gemak en veilig” voelde in hun land. Een vraag die ik steevast bevestigend kon beantwoorden. Maar dat hoeft niet voor iedereen te gelden.

Een voorbeeld: bij aankomst op het vliegveld van Douala kan blijken dat alle officiële bankloketten gesloten zijn. De reiziger rest dan weinig anders dan geld te wisselen op de zwarte markt van de luchthaven. Met zo’n situatie vrolijk omgaan vergt enigszins aanpassingsvermogen en “travel-savvyness”. Euro’s wisselen trouwens handiger dan dollars – dat geldt voor zowel cash als cheques. Wie voor het eerst Afrika bezoekt doet er bovendien verstandig aan niet Douala maar Yaoundé als aankomstplaats te kiezen. Het op heuvels gelegen, ’s avonds koele Yaoundé is een van de fraaiere steden van Afrika, zeker vergeleken met het “gloomy” en beklemmende karakter van Douala.

Voor wie de droomreis naar Afrika betekent het opzoeken van het Afrikaanse nachtleven, is in Kameroen aan het goede adres. In de steden is er vrijwel altijd in de omgeving van je hotel wel een uitgaansgelegenheid waar lokale bands optreden. Reizigers moeten evenwel zeer verstandig en bewust kunnen omgaan met deze situaties: sekstoerisme komt ook hier veelvuldig voor. Klik hier voor meer informatie over sekstoerisme.

Het moet me van het hart dat ik me meer thuisvoel in het Engelstalige, boerse en pretentieloze Kameroen dan onder de Franstaligen met hun ietwat gekoketteerde nonchalance. Maar dit is puur subjectief. Anderen hebben wellicht een tegenovergesteld oordeel. Kameroen is voor mij een land waar ik urenlange, plezierige gesprekken kan voeren met mannen en vrouwen in een sfeer van vriendschap, gelijkheid en vertrouwen. Wie zich kan ergeren aan het gesjoemel met kleine geldbedragen, mag zich realiseren dat deze praktijk voor Kameroeners zelf een grotere ballast meebrengt. Toen ik vanuit de stad Bamenda met mijn kennissen Cedric en Cleitus hun geboortedorp Bafut bezocht, was ik er getuige van hoe beide stadsmannen binnen een paar uur hun weekloon kwijt waren aan het uitdelen van tips en fooien aan hun armere dorpsfamilie.

Laatste impressies

Ik zit in een restaurant in Wum.
“Ober, waar is hier het toilet?”, fluister ik discreet zodra de bediening langskomt.
Ober (hardop en voor alle gasten verstaanbaar): “Moet u urineren?”
Ik (beschaamd antwoordend): “Inderdaad, ik moet urineren.”
Ober (luidkeels, met vol volume): “Urineren, dan moet u daar de eerste deur links.”

In Bamenda drink ik vaak koffie bij Chez Katino, een klein café. De eigenaresse, Katino, runt de zaak. Op een middag komt er een verkoopster van kleding binnen. Bij de spullen zit een blouse die Katino erg leuk vindt. Bij navraag blijkt de blouse slechts anderhalve euro te kosten.
Ik: “Katino, alsjeblieft, die blouse krijg je van mij cadeau.”
Katino: “Geweldig! Alle hoeren zullen jaloers op me zijn!”

In het Victoria Guest House in Limbe hangt een bord boven de receptie:
“Heeft u een klacht? Zo ja, dan geven we u onmiddellijk al uw geld terug, ontslaan we de manager en sluiten we het hotel voorgoed. Bent u dan eindelijk tevreden?”

Als ik zondagochtend voor ontbijt verschijn bij de eetzaal van mijn hotel in Bamenda, zit iedereen daar aan het bier. Het is amper half acht.
“Dit is het weekend”, legt men mij enthousiast uit, “dan feesten we 48 uur achter elkaar door!”

Het merk King Beer heeft een prijzenfestival. Onder de dop van de fles kun je zien wat je gewonnen hebt. De hoofdprijs is een mobiele telefoon. De andere te winnen prijzen zijn:
– een stuk zeep
– een blik tomatenpuree
– 1 liter zonnebloemolie
– 1 kilo rijst
– 2 kilo rijst
– een apotheek-cadeaubon

Dat is Kameroen!

Interessante links:

Limbe Wildlife Centre

Responsible Travel
Tree planting holiday in Cameroon

 

Back To Top